Natalia
Gevorderde Spammer
Posts: 195
|
Natalia
May 24, 2006 15:24:38 GMT -5
Post by Natalia on May 24, 2006 15:24:38 GMT -5
Verhalen:- De Dag van de Turkooizen Planeet
|
|
Natalia
Gevorderde Spammer
Posts: 195
|
Natalia
May 24, 2006 15:28:06 GMT -5
Post by Natalia on May 24, 2006 15:28:06 GMT -5
De Dag van de Turkooizen Planeet
Aan wie dit leest. Lees alsjeblieft verder, want deze brief verklaart veel van mijn gedrag van vandaag. Ik heb geprobeerd het te vertellen, maar niemand van jullie schijnt te willen luisteren. Papier luistert gelukkig altijd. Ik wil dat jullie alles begrijpen, en daarom zal ik bij het begin beginnen... Toen ik vanmorgen wakker werd, had ik al het gevoel dat het een bijzondere dag was. Ik rekte me uit en liep onze gezamenlijke slaaphut uit. Zoals iedere ochtend keek ik omhoog naar de donkere nachthemel om te zien wat de sterren vandaag voor me in petto hadden. Meteen zag ik hem. Recht voor me verlichtte de Turkooizen Planeet, ook wel het Turkooizen Oog genoemd, de westelijke hemel met zijn sprookjesachtige licht, omcirkeld door de tien heldere sterren van het Pentakel. Het was de dag van de Turkooizen Planeet, de dag waarop ik volwassen zou worden! Ik haalde diep adem en een warme gloed verspreidde zich door mijn lichaam. Hoe had ik het ook maar even kunnen vergeten? Minder dan een week geleden had ik voor de vijftiende keer mijn geboortedag gevierd en daardoor was ik de jongste van de bijna-volwassenen om wie het Turkooizen feest ditmaal draaide. Was ik een week later jarig geweest, dan had ik nog drie jaar moeten wachten. Ik was niet de enige die al wakker was. Een paar meter verder stonden Saggittar en Andromeda net als ik naar het urkooizen Oog te kijken. Ik draafde naar ze toe en glimlachte. Andromeda lachte terug, maar Saggittar wierp me een giftige blik toe en keek weer omhoog. Ik was totaal niet onder de indruk; dit was tenslotte de manier waarop hij altijd naar me keek. Als het vandaag een andere dag was geweest, had hij me ongetwijfeld toegebeten: 'Orion, jij kleuter, je bent nog veel te klein om volwassen te worden.' Hij kan het niet uitstaan dat ik dit jaar al mee mag doen. Saggittars vijftiende verjaardag viel een maand na de vorige Turkooizen Planeet en hij was woest dat hij bleef staan terwijl zijn vrienden, die maar iets ouder waren dan hij, al wél bij de volwassenen hoorden. Zij mochten meedoen met de jacht en de feesten tot diep in de nacht, terwijl hij nog elke avond op tijd naar bed moest met de veulens. Ik begrijp hem wel, en geloof me, ik had het hem gegund om toen mee te doen. Maar centauren houden zich aan hun regels. Saggittar schraapte ongeduldig met een hoef over de grond, keek naar de ingang van de hut en weer naar mij. 'Waar blijft de rest, kleuter?' leek hij te willen zeggen. De enige reden dat hij het niet zei was dat het de Dag van de Turkooizen planeet was, en de bijna-volwassenen hoorden niet te spreken tot het grote feest van die avond begon. Vanavond, en ik zal er niet bij zijn...
Orion zuchtte en draaide het papier om, om op de achterzijde verder te schrijven. De ene kant was al helemaal volgeschreven in zijn kriebelige handschrift, met lange uithalen en dunne letters. Hij keek even achter zich, naar het mensenmeisje dat hem van onder haar leren hoed van een afstandje nauwlettend gadesloeg. Toen doopte hij zijn pen opnieuw in de inkt en schreef verder.
Gelukkig wist ik dat toen nog niet, en ik haalde mijn schouders op en keek ongeduldig naar de ingang. Niet veel later waren we compleet. Het was nog steeds donker, maar dat belette ons niet om op weg te gaan, Saggittar voorop. Mijn hoeven volgden als vanzelf het pad dat ze al vele malen gegaan waren. Minutenlang was er niets te horen behalve het geluid van vele hoeven op de harde, rotsachtige grond, tot zich daar het geklater van de kleine waterval bij voegde. Ik weet nog dat ik steeds zenuwachtiger werd. Van oudere centauren had ik gehoord dat we, na ons gewassen te hebben in de beek, vanaf de top van de berg onze weg moeten zoeken door de bossen, terug naar het kamp. Het stelt niet veel voor, zeiden ze, het voornaamste doel is om alleen te zijn en na te kunnen denken over de toekomst. Maar er waren anderen die vertelden over de vreselijke monsters die ze tegen waren gekomen, en ik wist niet wie ik moest geloven. Toch kon ik me niet herinneren ooit gehoord te hebben van iemand die het niet haalde. Het zou wel goed komen. Toch; eens moet de eerste keer zijn, denk ik nu. Ik hou van die plek bij de beek, waar het water van de berg af stroomt en een diepe, koude poel vormt. 's Morgens vroeg in het ijskoude water stappen is de heerlijkste manier om wakker te worden. Toch aarzelde ik deze keer, gewoon omdat het geen dag als alle anderen was. Het Turkooizen Oog spiegelde zich in het rimpelende water. Zwijgens stonden we er omheen. Ik keek naar mijn spiegelbeeld, naar mijn korte, krullende, zwarte haar en mijn donkere ogen, die onnodig angstig terug keken. Het was Betelgeuze die dat beeld verstoorde door met haar slanke, blonde lichaam in de poel te springen. Ze liep door tot waar het water tot haar schouders reikte en al snel volgden we allemaal.
Een paar lange vingers die zwart zagen van de modder raakten Orions hand aan. Hij keek achterom in twee veelzeggende blauwe ogen die hem indringend aan staarden. Zijn blik gleed van de zwarte en rode vegen op haar gezicht - zwart van modder, rood van bloed - naar het stroblonde haar dat onder haar hoed in een staart was gebonden. Toen keek hij weer naar haar ogen en knikte geruststellend. Hij wees op het papier en maakte schrijfbewegingen met zijn hand. Het meisje keek hem wantrouwend aan maar zette toch een stap terug, en Orion schreef verder.
Amaltea vindt dat ik moet opschieten. Ze heeft gelijk, natuurlijk. Jullie kunnen hier ieder moment zijn. Maar ik móet dit opschrijven; ik wil dat jullie alles weten. Goed, ik zal proberen het kort te houden. We wasten ons in het koude water en keken naar de oostelijke hemel, wachtend op het teken om verder te gaan. Dat kwam; het rode schijnsel tussen de sparren kondigde de komst van de zon aan. Saggittar ging voorop over het steile bergpaadje dat langs het water omhoog leidde. Ze klommen we ruim een uur, en de zon klom met ons mee. Boven keken we hoe de schaduw van de berg steeds kleiner werd. Langzaamaan slonk het aantal bomen dat slechts door het Turkooizen Oog werd verlicht. Toen draaide Betelgeuze zich om en liep naar het pad dat aan de andere kant de berg af leidde. Om beurten zouden we dat pad naar beneden volgen en uiteindelijk uitkomen bij het dorp. Dan was onze beproeving afgelopen en zouden we ons klaarmaken voor het grote feest. Het feest is inmiddels begonnen. Ik hoor de trommels en het gezang. Het zal niet nodig zijn te zeggen dat ik het onrechtvaardig vind dat ik er niet bij mag zijn, dat ik nooit meer een feest van onze stam zal bijwonen. Maar naar mij wordt toch niet geluisterd. Daar stond ik, bovenop de bergtop. Ik vroeg me af wat de tocht over het pad me zou brengen. Wat moest ik geloven? Waren er monsters, verraderlijke kronkels en zijpaden, of was het inderdaad maar een ceremonie, een wandeling om tot jezelf te komen? Ik wist het niet. Saggittar volgde Betelgeuze toen ze achter de bomen, een heel eind verder, was verdwenen. Na hem gingen Hercules, Andromeda en Artemis. Het duurde even tot het tot me doordrong dat ik ook mocht gaan. Ik liep naar voren. Diana, een van de twee overgeblevenen, lachte me bemoedigend toe. Ik wachtte tot Artemis' donkere staart in het bos verdween, haalde diep adem en vertrok. Ik moet toegeven, het was minder erg dan ik dacht. Er sprongen geen monsters tussen de rotsen vandaan en er waren evenmin kloven vol giftige salamanders die ik moest oversteken. Wel kwam ik voor een splitsing in het pad te staan, na voor mijn gevoel urenlang lopen, en ik stopte om me te oriënteren. Het dichte bladerdag boven mijn hoofd blokkeerde het zicht op de hemel, en ik liep een eindje het ene pad in naar een plek waar dat niet zo was. Ik zat verkeerd, concludeerde ik na een tijdje omhoog staren. Het andere pad ging meer in de richting van het dorp dan dit. Net toen ik aanstalten maakte om terug te lopen, zag ik haar. Ze stond met haar rug naar me toe. Eerst dacht ik dat ze een centaur was. Maar ze leek niet op een van de bijna-volwassenen, noch herkende ik haar als een van de vrouwen van het dorp. Toen draaide ze bliksemsnel haar hoofd om, en na een korte beweging van haar armen keerde haar paard ook om. Ze had stroblond haar dat ze in haar nek bij elkaar had gebonden, maar het paard had een bruine vacht. Op haar hoofd droeg ze een leren hoed, die met een touwtje onder haar kin was vastgezet. Ze droeg eenvoudige kleding met de kleuren van het bos. Ik merkte dat ik haar aan stond te gapen, want ik had nog nooit een mens gezien, laat staan een ruiter. 'O somnu?' vroeg ze. 'Ki etu?' Uit mijn verbijsterde uitdrukking moet ze hebben begrepen dat ik er niets van snapte. Ze stapte van het paard af en deed een stap in mijn richting. Ik bleef staan. Ze wees op zichzelf en zei langzaam en duidelijk: 'Zejamo... Amaltea. A-mal-te-a. Te?'
'Orion...' zei een stem achter de centaur. Hij keek weer op van de stapel papier, die al begon te groeien. Amaltea zetten een stap in zijn richting en wees naar de deur. 'Parnu. Na. Dan zera.' Hij verstond haar niet, maar begreep dat ze weg wilde, dat ze wilde vluchten. Hij knikte, wees op de lange brief en wilde verder schrijven. Haar modderbevlekte hand hield hem tegen. 'Ke e?' vroeg ze terwijl ze hem aan keek. 'Ke fatu?' Hij kon niet uitleggen wat hij deed. Hij kende haar taal niet en wist niet hoe hij het in gebaren moest zeggen. 'Ik schrijf wat er is gebeurd,' zei hij, zonder hoop dat ze het zou verstaan. 'Ze denken verkeerd over mij, en over jou. Ik vertel ze de waarheid.' Ze keek hem nog even wanhopig aan. Toen liet ze zijn hand los en keerde zich van hem af. Orion zuchtte, trok een derde vel papier naar zich toe en schreef verder.
Ditmaal begreep ik wel wat ze bedoelde. Maar ik kon haar mijn naam niet vertellen. De zwijgplicht verbood me dat. Want anders dan jullie denken, ben ik een centaur met eergevoel. Maar omdat ik haar niet wilde teleurstellen, wees ik op mijn mond en schudde mijn hoofd. 'Ni pu barletu?' vroeg ze. 'Povro.' Ik besloot haar verder te negeren en verder te gaan met mijn tocht. Ik heb toen een paar momenten gedacht dat Amaltea een onderdeel van de beproeving was, een uitdaging om niet te spreken. Hoe kon ik me zo vergissen? Ik volgde het pad een paar stappen terug en volgde bij de splitsing de goede weg. Ik klom over rotsen, liep om kuilen heen en sprong over een enkele omgevallen boomstam. Het duurde even voor ik doorhad dat het meisje me op een afstand volgde. Misschien moest ze toevallig dezelfde kant op, stelde ik mezelf gerust. Of misschien hoorde ze inderdaad bij de beproeving, dacht ik zenuwachtig, en moest ze me in de gaten houden. Hoe dan ook, ze bleef me volgen en ik negeerde haar zo goed mogelijk. Toen kwam het moment dat het pad ophield. Ik maande mezelf tot kalmte en zocht een plek waar ik de hemel kon zien. De zon, rechts achter me, stond al hoog. De Turkooizen Planeet verlichtte nog steeds schijnbaar onbeweeglijk het westen, links achter me. Ook de maan was nog vaag te zien, en met behulp van die drie hemellichamen bepaalde ik dat ik voorlopig nog ongeveer rechtdoor moest gaan en langzamerhand afbuigen nar rechts. Amaltea stond me van een afstandje op te nemen. Ik kwam hoe langer hoe dichter bij het dorp. De omgeving begon me bekend voor te komen en ik zag in de verte de vuren branden, eerst nog ver, toen steeds dichterbij... Ik begon harder te lopen. Plotseling was ik omsingeld.
Orion hoorde geluiden rondom de kleine hut waarin hij was opgesloten. Hij keek op en zag aan de silhouetten voor de ingang dat de centaur die hen bewaakte op zachte toon met een ander praatte. Wat ze zeiden was niet te verstaan. Hij keek om zich heen om Amaltea te vinden en zag haar aan de achterkant van de hut op haar hurken de wand bestuderen. Ze leek te voelen dat hij naar haar keek, want ze wierp hem vluchtig een angstige blik toe en ging op de grond zitten, tegen de wand aan. Hij voelde zich schuldig dat hij haar zo lang liet wachten. Maar hij moest dit afmaken. Hij kon niet zonder uitleg vertrekken. 'Bijna klaar...' mompelde hij, en hij doopte zijn pen in de inkt om verder te schrijven.
Ze kwamen van alle kanten tussen de bomen vandaan. Ik herkende een paar van de volwassen centauren, sommigen herkende ik niet. Allemaal richtten ze hun kruisbogen op mij. Toch niet, zag ik toen ik van de eerste schrik bekomen was. Jullie richtten niet op mij, jullie richtten op Amaltea. Het meisje keek geschrokken rond en stamelde: 'Ke e?' Jullie duwden haar van haar paard af en namen haar mee. Ik bleef ontzet achter. Dít kon er niet bij horen. Wat was hier aan de hand? Ik moest de ceremonie afmaken, besefte ik, en ik liep door het dorp naar het riviertje dat er aan de andere kant langs stroomde. Onderweg kwam ik Artemis tegen. Ze was onderweg in de richting van de slaaphut om zich klaar te maken voor het grote feest en knikte vriendelijk naar me terwijl ik langs liep. Ik volgde de rivier niet stroomopwaarts naar de koude poel, maar de andere kant op, waar een grote, platte steen de stroom in tweeën deelde. Ik stapte er op, boog mijn hoofd en keek toen op naar de Turkooizen Planeet die, hoewel het klaarlichte dag was, nog steeds de westelijke hemel overheerste.
De stemmen buiten werden luider. Orion herkende de stem van zijn vader. Hij klonk woedend. 'Ik zweer bij alle sterren van de hemel dat mijn zoon hier niets mee te maken heeft!' 'Hoe kun je dat weten?' vroeg de wachter spottend. 'Hij zou zoiets nooit doen!' Orion keek naar Amaltea, die nog steeds bezig was bij de rieten wand van de hut. Probeerde ze een vluchtweg te vinden? Dat had geen zin; centauren konden harder lopen dan mensen en ze zou binnen de kortste keren gegrepen worden. Ze moesten opschieten... Snel concentreerde hij zich weer op de vellen papier voor zich, proberend de stemmen van de bewaker en zijn vader buiten te sluiten. 'Hij is onschuldig, zeg ik je!'
Ik beloofde het Turkooizen Oog in gedachten dat ik de stam trouw zou blijven in voor- en tegenspoed, dat ik zou vechten voor onze idealen en hen beschermen die dat nodig hadden. Later, op het feest, zou ik die beloften nog eens luidop uitschreeuwen, als het ritme van de trommels luider wordt en iedereen opspringt voor een wilde rondedans. Eens, toen ik klein was, ben ik met een paar anderen tot heel dicht bij de feestvuren geslopen en heb toegekeken tot iemand ons opmerkte en naar bed stuurde. Helaas, nooit zal ik het feest echt meemaken... Toen ik klaar was met de beloften, met als enige getuigen de bomen, de rotsen, het water en het Oog, keerde ik terug naar het dorp om de traditionele feestkleding aan te trekken. Ik was nog niet ver gekomen toen ik een meisje hoorde schreeuwen van pijn. Amaltea! Denkend aan de eed van bescherming galoppeerde ik er meteen op af. Een afschuwelijk tafereel ontvouwde zich voor mijn ogen. Amaltea zat op haar knieën in de modder, met ontbloot bovenlijf en een rug vol striemen. Om haar heen stonden vier centauren, waarvan er drie bewapend waren met stokken en zwepen. De vierde was Saturnus, de leider van onze stam, een grijze hengst het een dikke, krullende baard en grote, borstelige wenkbrauwen. 'Ki sentiu?' snauwde hij in de taal van het meisje. 'Do etu?' 'Ni ze espjon!' riep Amaltea wanhopig uit. 'Ze jornala!' 'Nonse, fole,' zei de centaur. 'Ki sentiu!' 'Ni parson! Ni ze espjon!' Een van jullie sloeg haar met een stok in het gezicht en ze kromp in elkaar. Toen kon ik het niet meer aanzien. Ik stormde zonder na te denken naar jullie toe en rukte de stok uit de hand van degene die geslagen had. 'Hou op, jullie slaan haar dood! Wat heeft ze gedaan?' 'Wij slaan niemand dood,' zei Saturnus met zijn armen over elkaar. 'Niet voor ze ons alles verteld heeft wat we weten moeten.' 'Waar bemoei jij je trouwens mee, veulen?' vroeg een van de anderen. Saturnus maande hem met een handbeweging tot stilte. 'Vandaag word ik volwassen,' protesteerde ik. Op dat moment besefte ik mijn fout. 'O ja?' vroeg Saturnus, die nu duidelijk met andere ogen naar me keek. 'Je lijkt me wel wat spraakzaam voor een bijna-volwassene op zijn Turkooizen Planeetdag.' 'Ik...' begon ik, wanhopig zoekend naar een uitvlucht. Een van de anderen keek me met hernieuwde belangstelling aan. 'Zeg, ben jij niet die jongen die deze spionne de weg naar het dorp heeft gewezen?' Ach, ik verdoe mijn tijd met schrijven wat jullie allang weten. Jullie 'ondervraagden' Amaltea verder en sloten haar toen bont, blauw en bloedend op in deze hut, met mij erbij. Maar ik weet wat me te doen staat. Ik weet...
'Orion!' zei Amaltea nu dringend. Orion keek om en zag dat het haar was gelukt om een gat in de rieten wand te maken, net groot genoeg voor een klein mens. 'Ventu?' vroeg ze. 'Zepár. Parnu tokete?' Orion schudde zijn hoofd. Hij liep met de vingers van zijn ene hand over de tafel, liet zijn andere hand er achteraan rennen en greep de voortvluchtige vingers. 'Dan zera,' knikte het meisje. 'Ma...' Weer schudde hij heftig zijn hoofd. Hij wenkte haar en klopte op zijn rug. Ze knikte enthousiast en liep naar hem toe. 'Si pu...' Hij schreef nog een paar zinnen en liet haar toen op zijn rug klimmen. Ze sloeg haar armen om hem heen, hij haalde diep adem en ze galoppeerden er vandoor. De wachter schreeuwde alarm en rende achter hen aan, maar Orion was sneller. Hij zigzagde tussen hutten en bomen door om eventuele kruisboogpijlen te ontwijken. Rechts van hem hoorde hij trommels, zang en vrolijk geschreeuw. Iedereen was op het feest. Ze zouden gemakkelijk weg kunnen komen. 'Kamon, Orion!' fluisterde Amaltea bemoedigend in zijn oor. Achter hen gaf de bewaker de achtervolging op en draaide zich om naar de kleine hut. Binnen zag hij een stapel beschreven papier liggen en hij boog zich nieuwsgierig over de laatste woorden.
Ik weet niet of Amaltea een spion is, maar het kan me niet schelen. Ik weet niet wat jullie met ons van plan zijn, maar het zal nooit gebeuren. We gaan.
|
|