|
Post by Silmarwen on May 28, 2006 11:30:09 GMT -5
Zo, dit is mijn topicje ;D Reageer gerust in het reactietopic Geschreven verhalen: - De Waterval
- Het begon op een feest...
|
|
|
Post by Silmarwen on May 28, 2006 11:30:41 GMT -5
De Waterval
In het midden van het Donker Woud, is een waterval. Hij is er altijd al geweest. Dit is de enige vredige plek in het Donkere Woud. Alleen hier dringt het daglicht door. Als reiziger vanuit de Lichte Bos moest ik dus wel even een bezoekje brengen aan deze waterval. Ik was mijn reis alleen begonnen, maar de wezens die ik tegen was gekomen en die zich bij me hadden gesloten, waren niet meer weg gegaan. Ik keek naar de eenhoorn, de pratende bever en de sarcastische tijger. Een prima reisgezelschap zou je zeggen, maar dat lag anders. Het was een prima reisgezelschap, dat ontken ik geen moment, maar de eenhoorn en de bever praatte niet meer met elkaar door het stand verschil tussen beide rassen en de tijger was eerlijk gezegd bang voor de eenhoorn dus die zou nooit uit zichzelf een gesprek met haar beginnen. Datzelfde gold voor de bever en de tijger. Ik deed ook geen moeite om een gesprek op gang te brengen en ik voelde dat ze alle drie naar me keken omdat ze vonden dat ik dat wel moest doen. Maar ja, ik was diep in gedachten verzonken en negeerde de blikken van mijn reisgezelschap. ‘Ehh…Volgens mij hoor ik de waterval al Darina.’ zei de bever toen het een tijdje onprettig stil was geweest. Hij richtte zich op mij. ‘Dat is mooi. Ga jij maar voorop, ik hoor hem nog niet.’ zei ik tegen Lokker. Zuchtend omdat ik het gesprek had afgepakt ging de bever voorop lopen. Nu richtte ik me op Silver, de tijger die zijn eigen naam had verzonnen. ‘Red je het nog? Die klappen van dat achterlijke beest zijn best hard aangekomen.’ vroeg ik bezorgd. De tijger zei niets en knikte alleen maar. Toch zag ik dat hij met zijn poot trok. ‘Hoef je echt niet te stoppen?’ klonk de zachte en betoverende stem van Ineria achter ons. Ook de eenhoorn had gezien dat het niet goed ging met Silver. ‘Ach het gaat, we zijn bijna bij de waterval. Dat water is genezend heb ik horen zeggen.’ Voor de zekerheid bleef ik toch maar naast Silver lopen voor het geval het niet meer zou gaan. Lokker hield op met lopen. ‘Wat is er?’ vroeg Silver die bang was om verdwaald te zijn. Dat hoorde ik gewoon aan zijn stem. Ook aan Ineria zag ik dat ze niet helemaal gerust was op de situatie. ‘We zijn er bijna.’ zei Lokker zacht. ‘Wacht hier maar even, ik ben zo terug.’ Hij verdween tussen de struiken. ‘Wat zou hij aan het doen zijn?’ vroeg de eenhoorn. ‘Geen idee, maar ik vertrouw erop dat hij terug komt.’ antwoordde ik. Niet veel later kwam de kleine Lokker weer tussen de struiken tevoorschijn. ‘Kom maar mee.’ zei hij. Het drietal liep achter hem aan. Na een tochtje door de struiken kwamen ze op een grote open plek. ‘En waar is de waterval nou?’ vroeg Ineria. ‘Wat vreemd, dat vraag ik me ook af.’ zei Lokker die met één van zijn vingers op zijn hoofd krabbelde. ‘Vertel me alsjeblieft niet dat je verkeerd ben gelopen.’ zuchtte Silver die er tegen op zat om weer terug te moeten door de struiken. ‘Dat ga ik je ook niet vertellen. Ik zweer het dat hier net een waterval was.’ Ik keek over de uitgestrekte vlakte. ‘Het ziet eruit alsof het in nog geen duizend jaar bewoond is hier.’ merkte ik op. Lokker draaide zich om. ‘Wacht hier maar even. Ik ga kijken of ik misschien een verkeerde bocht ben omgegaan in het ingewikkelde struikenstelsel.’ Weer verdween de bever de struiken in. Niet veel later kwam hij weer terug met goed nieuws. ‘Het spijt, het is allemaal mijn schuld.’ zei de bever. ‘Kom maar mee, ik heb het gevonden. Nu echt.’ Weer ging het drietal achter Lokker aan de struiken in. Silver begon steeds meer met zijn ene achterpoot te trekken. ‘Als we weer verkeerd lopen, blijf ik daar uitrusten.’ zei hij. ’Dan gaan we morgen wel verder met zoeken naar die waterval.’ ‘Dat lijkt me een goed plan. We lopen al een tijdje en dat kan nooit goed zijn voor je poot.’ zei ik. Lokker liep de struiken weer uit. ‘Hier was het echt! Ik weet het zeker!’ riep hij met enige ontsteltenis in zijn stem. ‘Ik geloof je.’ zei ik. ‘Ik ook, maar ik weet niet hoe ze het doen die duistere wezens hier.’ zei Ineria. ‘Hoe weten we eigenlijk of het niet een truc is gewoon van die duistere wezens hier. Dat de waterval helemaal niet bestaat?’ zei Silver. ‘Dat weten we ook niet. We moeten afgaan op de verhalen. Maar die kunnen er later ook door de heksen ingeprent kunnen zijn zodat ze steeds meer wezens zouden kunnen betoveren.’ zei Lokker. ‘Hoe bedoel je dat?’ vroeg ik. ‘Nou, er zijn duizenden verhalen over die waterval. Maar het kan zijn dat het gewoon zo’n truc van de heksen is. En als ze er dan genoeg van krijgen, ze wezens waanbeelden in gaan prenten zodat ze het ons weer kunnen wijsmaken, en dat wezens zoals jij en wij dan opzoek gaan naar die waterval.’ legde Lokker uit. In ieder geval stonden we nu wel op een open plek met enig gras aan weerskanten. Ik liet me vallen in het gras. Lokker ging naast me zitten en Silver en Ineria gingen liggen. ‘Ik wou dat ik mijn hoorn kon gebruiken voor die poot van je.’ zei Ineria. Ineria was met ons meegegaan, omdat de magie uit haar hoorn was verdwenen. Een andere eenhoorn was ooit naar de waterval gegaan met datzelfde probleem omdat daar toen een orakel was. Toen ze terug kwam en zich had gewassen in het water van de waterval was de magie terug, sterker dan ooit. Ineria hoopte dat dit ook bij haar zou gaan lukken. ‘Het komt wel goed Ineria.’ zei Silver rustig. Hij verlegde zijn poot voorzichtig. ‘Maar we weten dus niet zeker of de waterval wel bestaat.’ legde ik vast. ‘Inderdaad, maar iets zegt me dat hij er wel is. En dichtbij ook.’ zei Lokker. ‘Hoezo?’ vroeg Silver zich af. ‘We zijn nu al een hele tijd in het Duistere Woud terwijl we allemaal uit het Lichte Bos komen. En toch zijn we nog niet opgezwolgen door de monsters hier. Iets moet toch voor ons zorgen?’ zei Lokker. ‘Erg beschermd worden we niet.’ zei Silver sarcastisch kijkend naar zijn poot. ‘En we zijn duizenden keren aangevallen door de monsters hier.’ zei Ineria. ‘En we zijn er steeds heel uit gekomen. Nou ja, in Silvers geval dan niet, maar kijk nou naar ons. Ons sterkste lid is gewond. Want wij kunnen eigenlijk niet zoveel aanrichten.’ zei ik. Het begon een beetje te dagen en ik vond dat Lokker gelijk had. Zijn verhaal was het meest logisch. Lokker en ik legde samen een vuurtje aan en Ineria en Lokker wisselde die nacht de wachtdienst af. Toen ik wakker werd was het nog donker. De sterren stonden nog aan de hemel, maar aan de horizon zag ik de zon al opkomen. Ik stond op en liep in de richting van Ineria die nu de wacht hield bij het vuur. ‘Darina, wil je er alsjeblieft nog een paar takjes bij gooien?’ vroeg ze toen ze mij aan zag komen. ‘Ik heb het geprobeerd en het is mislukt.’ zei ze er met een scheve glimlach achteraan. Ik bukte en gooide een paar takjes die we verzameld hadden op het vuur. ‘Kan je sterren lezen?’ vroeg ik aan Ineria omdat eenhoorns daar bekend op stonden. ‘Niet zo goed. Ik kreeg er altijd wel les in, maar toen begon ik aan mijn reis. Ik vind het wel zonde dat ik het nooit helemaal heb geleerd.’ ‘Misschien kan je dat nog doorzetten als je weer terug naar huis gaat.’ ‘Terug naar huis? Denk je daar vaak aan?’ ‘Ja. Ik moet wel. We kunnen ook niet eeuwig rond blijven zwerven door de wildernis. Vaak klamp ik me vast aan beelden van het thuisfront om het nog een beetje uit te houden.’ Ik zuchtte en liet me naast Ineria in het zachte gras vallen. ‘Ik wist niet dat je zo naar huis verlangde.’ Zei de Eenhoorn tegen me. ‘Maar je komt dus niet uit het Lichte Bos hé? Want anders zat je reis er al op. En ik geloof ook niet dat je in het Duistere Woud thuis hoort.’ ‘Nee, ik woon in de Bomenvallei. Ik ben een boomnimf. Maar ik moet en zal naar de waterval. Ik moet iets van dat water mee nemen. Een aantal bomen zijn helemaal uitgedroogd. Ik moet ze gewoon helpen’ Even was het stil. Het was een prettige stilte. Langzaam kwam de zon verder op. Ik heb geen idee hoe lang we daar zwijgend naast elkaar hebben gezeten. In ieder geval realiseerde ik me in die tijd dat Silver eerst moest genezen voor we weer verder konden. Maar het was niet veilig hier! Eigenlijk moesten we ook weg, maar Silver was veel te zwak. Ik besloot om zo snel mogelijk eens verder te gaan met mijn stok-vechten. Lokker was er erg goed in, hij vond dat ik het ook moest leren zodat we ons beter konden verdedigen tegen de vijanden die overal in het Woud lagen. Tot nu toe was het er nog niet van gekomen. Maar nu Silver gewond was, besloot ik om direct naar Lokker te gaan voor lessen, of als hij wakker geworden was dan. ‘Goedemorgen!’ klonk zijn stem opgewekt achter me. Ik schrok op uit mijn gedachten en keek hem aan. ‘Goedemorgen.’ mompelde ik terug. Ook Ineria groette de bever. Ik draaide me om en liep naar Silver toe. Hij sliep nog vast. Uit een klein tasje dat om de bever heen hing, haalde hij nog wat overgebleven drab. Hij stookte het vuurtje een klein beetje op, liet de drab in een groot blad vallen en hield het er een eindje boven. Toen het begon te pruttelen haalde hij het weer weg. ‘Het is niet veel en we moeten vandaag echt weer op zoek naar iets te eten, maar het is iets.’ Zei hij terwijl hij de nu bruin geworden drab onder mijn neus schoof. Ik keek naar Silver. Hij moest eten, niet ik. Voorzichtig schudde ik hem wakker. Hij keek me dankbaar aan. Blijkbaar had hij een nare droom gehad. Ik hielp hem overeind en bracht hem naar het vuur. ‘Het is heerlijk vandaag!’ zei de bever die de drab naar binnen werkte. Ineria nam er voorzichtig een hap van. Van haar gezicht was af te lezen dat ze dacht dat het giftig was. ‘Ik heb niet zo’n honger vandaag.’ zei ze tegen de bever. Zorgvuldig schoof ze haar maaltje naar Lokker. Ik probeerde de tijger over te halen iets te eten, maar hij weigerde. ‘Kom op, een klein beetje?’ smeekte ik bijna. ‘Als je weer op krachten wilt komen, moet je eten.’ zei Ineria streng maar met een bezorgde blik in haar ogen. Met tegenzin bracht de tijger zijn hoofd naar voren en begon met eten. Ineria en ik keken naar hem. Hij bleef eten tot het op was. ‘Rust maar wat uit. Wij gaan het bos in om wat eetbaars te zoeken. Lokker houd de wacht wel bij je.’ fluisterde Ineria. Samen verdwenen we het bos in.
‘Word jij zo heel af en toe niet eens gek van die bever?’ vroeg Ineria zodra we buiten gehoorafstand waren. ‘De hele tijd eigenlijk.’ zei ik lachend. ‘Maar ik ben aan dat irritante beest gehecht geraakt.’ ‘Wat denk je dat we vinden?’ vroeg Ineria ineens. ‘Lokker zorgt meestal voor het eten, maarja, hij heeft wapens.’ ‘Wij gaan in ieder geval geen dieren afmaken.’ Zei ik tegen haar. ‘Hopelijk vinden we een plek met wat vruchten.’ Ineria keek om zich heen. Ze hoefde niets te zeggen. Overal was het donker om hen heen. Ik kon me niet voorstellen dat iemand hier vrijwillig ging wonen. Het was donker en er kwam nergens ook maar een straaltje daglicht door. Nergens waren tekens dat hier ooit levende wezens geweest waren. Zwijgend liepen we naast elkaar. Ik zag er de nut niet meer van in. Waarom nog naar die waterval zoeken? Als die ook omgeven werd met een gebied dat er zo uitzag, waarom zou je dan de moeite nog nemen om daar heen te gaan? Ineria moest iets aan me hebben gezien. In ieder geval begon ze over een niet belangrijk onderwerp, wat mijn aandacht afleidde. Niet lang daarna ontdekte we een open veld, waar aan de randen kleine struiken stonden met verschillende grote ronde vruchten erin. ‘Hoe weten we of ze niet giftig zijn?’ vroeg Ineria toen ik er regelrecht op af liep. Ik stond stil. ‘Dat weten we niet.’ zei ik zo nonchalant mogelijk. ‘Maar ik wel!’ zei Ineria opeens. Ze draafde op de struiken af en duwde ze een stukje uit elkaar. ‘De waterval!’ riep ik blij. En dit was waar we naar op zoek waren! Een grote waterval die naar beneden klotste. De grond rondom werd omgeven door gras met frisse, kleurrijke bloemetjes. En de magische wezentjes die hun dorst leste, die speelde en die gewoon op de kant zaten, gaven je een gelukzalige indruk. Ik liep er rechtstreeks op af. De wezentjes trokken zich niets van mij aan en gingen onverstoord verder met waar ze mee bezig waren. Ineria liep het veld ook op. ‘Vul je veldfles voor Silver, dan gaan we terug en brengen Lokker en Silver mee.’ Ik deed wat Ineria zei. Ook plukte ik wat van de wonderbaarlijke vruchten. Ineria maakte een praatje met de schijnbare leider van de mystieke wezens. Blij kwam ze terug. De hele weg hadden we het nergens over. Onze voeten brachten ons van zelf weer bij Silver en Lokker. We aten wat, vertelde Silver en Lokker over wat we gezien hadden. Ik gaf Silver mijn veldfles. Na niet zo heel lang wachten was zijn achterpoot zo goed als nieuw. ‘Wauw, ik heb me nog nooit zo goed gevoeld!’ riep de tijger enthousiast. Ineria keek naar hem. Ze was blijkbaar blij dat de tijger zich weer goed voelde. ‘Dat was voor de eerste keer niet sarcastisch bedoeld!’ riep de tijger ontsteld. Ik lachte.
‘Jullie zeiden toch dat het niet zo heel ver weg was?’ zei Lokker die helemaal achterop liep. Silver en Ineria keken niet naar hem om. ‘Stil maar, het is niet zo ver meer.’ Ik geloofde mezelf niet. Het had naast Ineria inderdaad een stuk korter geleken. Ik wist nog dat vlak voordat we bij de waterval kwamen mijn hoop bijna op leek te zijn. Dankzij Ineria had ik me van mijn vreselijke gedachten ontdaan. Ik begon naast Lokker te lopen. ‘Zou je me bij de waterval kunnen leren stok-vechten?’ vroeg ik hem. Ik zag dat hij opschrok uit zijn diepe gedachten. Waarschijnlijk dezelfde die ik had gehad. ‘ Natuurlijk Darina.’ zei hij met een glimlach. Niet veel later kwamen we weer bij de open plek. ‘Je gaat me toch niet vertellen dat die waterval eerst hier was hé?’ kreunde Lokker bij het zien van het niets. ‘Natuurlijk niet, loop maar mee.’ zei ik opgewekt. Silver, Ineria en Lokker liepen achter me aan. Ik duwde de struiken uit elkaar en eindelijk, na een lange reis, waren we hier bij die waterval. De mystieke wezens vlogen, zwommen en speelde rond de waterval. Ik trok mijn schoenen uit en liet mijn tenen in het water bungelen. Ineria was innig gelukkig toen ze zich onder de waterval kon wassen. Ze zag er een stuk jonger en krachtiger uit toen ze haar magie weer terug had gekregen. Lokker kwam naast me zitten en liet zich in het water zakken en Silver was thuis. Dit was zijn bestemming en hij moest hier blijven. Aan Ineria en Lokker zag ik dat ze zich hadden overgegeven. Met geen enkel excuus zou je deze twee nog naar het Lichte Woud kunnen krijgen. Ik kon het ze niet kwalijk nemen. Het was immers een truc besefte ik nu. Van de Duistere Wezens hier, om reizigers zoals mijn vrienden in hun macht te krijgen. Maar ik was een nimf en kon de verleiding weerstaan. Ik trok mijn schoenen aan en vertrok, terug naar mijn huis, mijn Bomenvallei.
Einde
|
|
|
Post by Silmarwen on Jun 23, 2006 4:12:08 GMT -5
Dit verhaal ben ik trouwens nog helemaal aan het veranderen met de tips die ik op Leesbeest kreeg, dus waarschijnlijk komt hier binnenkort nog een verhaal dat de Waterval heet te staan, maar dat is dan gewoon dit verhaal, maar dan iets langer...
|
|
|
Post by Silmarwen on Jun 23, 2006 4:15:38 GMT -5
Het Begon op een Feest...
'Ah fijn dat ik jou hier weer zie, Zilverlicht!' 'Kijk, kijk Rander fijn jouw hier te zien.' Alle dwergen en trollen hadden zich verzameld om het begin van het nieuwe jaar te vieren. Op de geheime plek in het grote bos, hadden ze een groot vuur gebouwd. De nieuwe koning zal gekozen worden en de oude koning werd tot Wijze benoemd. De nieuwe koning zou traditioneel het vuur aansteken. 'Gezellig hé?' riepen de trollen verschillende keren naar oude vrienden. De kleine dwergen bleven dicht bij hun ouders. Dit was de eerste keer in 15 jaar dat ze het weer gezellig met elkaar gingen vieren. Er werd ook in de 15 jaar een nieuwe koning gekozen, dus de kleintjes hadden dit nog nooit meegemaakt. 'Broeders en Zusters! riep een trol die bovenop het nog niet aangestoken traditionele vuur. Hij stond op een hoopje houtblokken. Iedereen draaide zich om naar de prater. 'Na 15 jaar, zijn we alle weer bij elkaar gekomen om het nieuwe jaar in te gaan, en een nieuwe koning te kiezen.' De toeschouwers juichte. Toen het weer een beetje stiller was geworden, ging de trol verder. 'De jongens die gekozen kunnen worden zijn: Laron Drimitrie de vijfde, afstammeling van Laron de eerste, Laron de tweede, Laron de derde en nu zoon van Laron de vierde, allemaal stuk voor stuk dappere krijgers! Frandino Lisari, afstammeling van Guido Lisari, Venda Lisari en nu, zoon van Jinden Lisari, een dappere dwergen familie stamboom! Rasdan Hort, zoon van Rotem Hort! Een dappere trol! Verdere familie is onbekend. En de laatste, de eerste keer in de trol-en-dwergheid mijn kind: Grazana Trovana, mijn dochter, afstammeling van Lionne Trovana, mijn vrouw.' Bij iedere dwerg of trol die zojuist was opgenoemd, steeg een groot gejuich op. Na veel moeite lukte het de trol om iedereen weer stil te krijgen. Hij vervolgde zijn speech door uit te leggen hoe ze moesten stemmen. 'Er zijn witte, zwarte, rode en blauwe stenen om te stemmen. Wit, voor Laron de vijfde. Zwart voor Frandino Lisari. Rood voor Rasdan Hort en Blauw, voor mijn lieve, aardige, attente Grazana Trovana!' Meteen stormde er een hele horde trollen en dwergen naar voren. Het was ontzettend druk, en de trollen en dwergen waren alleen maar bezig met zichzelf. Ze liepen elkaar omver, lieten hun kinderen die nog niet mochten stemmen alleen achter, en wilde zo snel mogelijk een steen hebben voor hun favoriete kandidaat. Vanachter de stapel houtblokken, sprongen een stuk of tien sterke dwergen naar voren. Ze hielden zoveel mogelijk de trollen en dwergen tegen die met tientallen tegelijk naar de stemtafels toe rende. Na een tijdje met veel gevloek en gescheld, maar zonder gewonde, stonden de trollen en dwergen in een rij voor de stemtafels. Sommige waren het hele voorval al weer vergeten, maar andere stonden mokkend in de rij ;voor hun was deze hele avond verpest. De tien dwergen zorgde voor de achtergelaten kinderen, en als de ouders van die kinderen nog bedachten dat ze ergens kinderen hadden, konden die opgehaald worden.
In de loop van de avond, had iedereen gestemd en konden de genomineerde hun stenen tellen. Iedereen behalve Rasdan Hort voelde zich daar te goed voor, en trokken een willekeurige dwerg uit de menigte om voor hun de stenen te tellen. Grazana Trovana stond verveeld naast die van haar. Heel lang liep het gelijk op. Aan het einde waren Grazana en Laron nog over. 'En met één steen verschil,' zei de trol die Grazana's vader was, 'heeft Laron Drimitrie de vijfde gewonnen!' Weer steeg er een gejuich op vanuit de menigte, en Laron werd naar voren gedragen. De trol besteedde geen aandacht meer aan hem en liep naar zijn dochter. 'En jij blijft altijd mijn prinsesje.' zei hij tegen zijn dochter die had verwacht te winnen. Ondertussen had Laron de plek van de trol ingenomen en begon hij aan de gebruikelijke speech, ook al net zo traditioneel als het vuur.
Toen hij klaar was met de speech, en de trollen en dwergen weer hadden gejuicht, kwam er een keurig geklede dwerg naar voren, de oude koning, die zijn kroon afzette, en in zijn handen nam. 'Hierbij, bent u Laron Drimitrie de vijfde, de koning van ons deel van Frandana! Laron knielde, en de kroon werd op zijn hoofd gezet. Daarna deed de koning zijn mantel af, en gaf die aan de nieuwe koning, Laron Drimitrie de vijfde. Een stokoude dwerg maakte zich los uit de menigte. Hij was een Wijze. Een Wijze is een oude koning. Er waren nog verschillende Wijze aangezien je maar vijftien jaar koning kon zijn in Frandana. In ieder geval was deze dwerg de oudste Wijze, en het was zijn taak om de vorige koning van Frandana nu officieel ook tot Wijze te benoemen. Dit ging stukke minder officieel dan de kroning van de koning. Geen lange speech, alleen een zilveren zwaard met drie diamanten die nu van de vorige koning was. Voor vijftien jaar.
Opeens kwam er een oude trol aanlopen met een stel wachters. Achter hem en naast hem. Hij hield twee zwaarden vast. 'Voor Mergen, de oude koning, die ik nu tot Wijze noem.' zei hij toen hij het onaangestoken vuur naderde. 'En voor Laron Drimitrie, die de nieuwe koning is.' Toen hij klaar was en van de houtblokken was af geholpen, kwam er nog een trol, met dwergen om zich heen het open veld op gelopen. De menigte raakte in paniek. Wie was deze trol? Dit hoorde er niet bij! Ze keken naar hun nieuwe koning ;voor hem was het ook een verrassing. 'Welke idioot, is hier verantwoordelijk voor!' brulde hij toen hij binnen gehoorafstand was. Niemand zei iets terug. 'Ik heb een vraag gesteld waar ik een antwoord op wil!' Hij wachtte even en begon weer te praten toen hij ,en het, ongeveer een kwartier stil was geweest. 'Zijn jullie helemaal gek geworden?! Stelletje imbecielen! Wie moet dit nu oplossen? Ik! En niemand anders! Wie heeft het in zijn lelijke trollen kop gehaald om oorlog uit te lokken met de Faunen? Net nu ze zich aan de Eenhoorns gebonden hebben! Snap dan dat…' Een dappere trol stapte naar voren. 'Wij lokken die oorlog niet uit! Dat doen die Faunen zelf!' 'Ja vast!' riep een andere trol, 'Die schijnheilige beessies?! 'Hoe durven jullie mij te onderbreken! Jullie simpele zielen!' tierde de trol. Hij was de leger aanvoeder, en iedereen wist dat de trollen en dwergen het zwakste leger hadden. Hij moest nu met het stel dat zich een leger noemde tegen de Faunen en Eenhoorns uit Flandarian vechten, het buurland. En de Eenhoorns bezaten een krachtige, oude vorm van magie. 'Nog één keer. Ik stel een normale vraag een jullie hoor!' Nog steeds een doodse stilte. 'Laron!' riep de trol. Laron zette een stap naar voren toe. 'Steek dat vuurtje aan.' 'Wat?' 'Je hebt me best verstaan Drimitrie. Steek dat vuur aan en wel nu!' Mergen, de vroegere koning stapte naar voren met een brandende fakkel in zijn hand. 'Inderdaad, het is de hoogste tijd nu. Je weet hoe het gaat' fluisterde hij in Larons oor. Laron pakte de fakkel aan en stak met het heilige vuur de houtblokken aan. Niemand juichte ;ze durfde niet in het bijzijn van hun leger aanvoeder. Toen, net voordat ze het grote spektakel officieel zouden openen, en Laron op het punt stond om zijn zoveelste speech te houden, slaakte een kleine dwerg een klein gilletje en verdween in de bossen rondom het open veld. Aangezien iedereen doodsbang was en dus helemaal stil, viel het nogal op. Verschillende trollen en dwergen draaide zich om, en zagen waarvoor de kleine dwerg gevlucht was. De Faunen kwamen eraan…
De dwergen en trollen die zich hadden omgedraaid en die hadden gezien dat de Faunen eraan kwamen, rende alle kanten op, sommige rond schreeuwend dat de Faunen er aan kwamen. De dwergen rende over het veld heen en weer als dwazen en schreeuwden door elkaar heen. De trollen daar aan tegen deden niet meer dan naar hun koning kijken. Die zat vlak bij het vuur trillend op de grond. 'Hou jullie kop stelletje dwazen!' riep de leger aanvoerder. 'Ga naar jullie hutten en haal wapens!' commandeerde hij. 'Ren niet als een achterlijk rond, onderneem wat actie!' commandeerde hij. De trol stuurde de wachters die als enige bewapend waren in de richting van de Faunen. 'Ze zijn misschien in de minderheid!' riep de trol naar Laron. Maar Laron hoorde niks. Hij was veel te druk met trillen bij het grote vuur. Woedend liep de leger aanvoerder op hem af, en trok hem overeind. 'Aan jouw hebben we ook niks! Vlug, ga je wapens halen! En geef dat zwaard aan mij!' Hij wees op het zwaard dat aan de mantel van Laron was vast gemaakt. Het was het Koningszwaard. 'Maar daar mag je niet mee vechten! Dat is het Koningszwaard!' jammerde Laron. 'Wil jij het opnemen tegen de Faunen dan?' brulde de trol. Laron gaf hem het zwaard en verdween het bos in. De faunen kwamen dichterbij en een heleboel dwergen waren naar hun woonplaatsen gerend, die voor iedereen weer verschilden. Ze kwamen terug met speren, pijlen, bogen en dolken. Even leek het erop een eerlijke strijd te worden. De dwergen en trollen marcheerde naar voren onder de leiding van de leger aanvoerder. Ze waren opeens opvallend rustig voor dwazen die net nog als bezetene hadden rond gerend. Iedereen hield zich bezig met de vijanden. En op het eind, waren de meeste dwergen en trollen gesneuveld, maar er waren lang niet zoveel faunen meer over als toen het begonnen was. De dwergen en trollen zagen dit als een overwinning. Ze begonnen met het weg slepen van de lijken van hun vrienden, denkend dat alles nu over zou zijn. Tot dat er aan de horizon een nieuw leger aan kwam zetten. Dit keer dat van de Eenhoorns. 'We redden het niet!' riep de leger aanvoerder naar Laron die zich opvallend snel had hersteld. Hij vocht dapper mee in de strijd. Laron probeerde het slachtveld te overzien. Hij riep iets naar de dwergen en trollen die nog steeds het leger dat de horizon zwart kleurde niet had gezien. Ze hielden op met hun vrienden weg te slepen, en grepen weer dapper naar hun wapens. Maar ze wisten dat het een onbegonnen strijd was tegen de Eenhoorns die ten eerste sterk in de meerderheid waren en ten tweede ook nog eens de over oude magie beschikte. De Eenhoorns kwamen en vielen aan. Toen kwam er uit een onverwachte hoek hulp. Verschillende dwergen kinderen kwamen hen helpen met snel in elkaar geflanste fakkels! Het leek erop dat ze dit konden winnen, aangezien de oude magie gebruiken veel kracht koste voor de meeste Eenhoorns. Al snel sneuvelde er meer Eenhoorns dan trollen of dwergen. De kinderen streden dapper door. De laatste troepen Eenhoorns trokken zich terug. Toch hadden ze niet gewonnen. Duizenden trollen en dwergen waren verslagen door het buurland. En in Flandarian woonde niet alleen Faunen en Eenhoorns ;ook de Centaurs kwamen hier oorspronkelijk vandaan. Laron Drimitrie wist dat deze strijd nog lang niet gestreden was, en hij hield het slappe lichaam van zijn dapperste onderdaan, de leger aanvoerder, in zijn handen.
[glow=black,2,300]Einde[/glow]
|
|